Bier

Niet te verwarren met: bier

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Bier    (hulp, bestand)
  • IPA: / biːɐ /
Woordafbreking
  • Bier
Naar frequentie 925
enkelvoud meervoud
nominatief das Bierdie Biere
genitief des Biers
ook: des Bieres
der Biere
datief dem Bier
ook: dem Biere
den Bieren
accusatief das Bierdie Biere

Zelfstandig naamwoord

Bier, o

  1. (drinken) bier
    «Das Bier ist das Nationalgetränk der Deutschen.»
    Bier is de nationale drank van de Duitsers.
  2. (drinken) een glas bier
    «Ich möchte zuerst ein alkoholfreies Bier bestellen.»
    Ik wil graag eerst een alcoholvrij biertje bestellen.
Typische woordcombinaties
  • [1]: alkoholfreies Bier
  • [1]: frisch gezapfter Bier
  • [1]: schales Bier
  • [1]: verschüttetes Bier
  • [2]: ein (Glas) Bier trinken
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • [1]:  Alsterwasser zn 
  • [1]:  Kölsch zn 
  • [1]:  Maibock zn 
  • [1]:  Pils zn 
  • [1]:  Radler zn 
Anagrammen
  •  Brei zn 
  •  Brie zn 
  •  rieb zn 

Meer informatie

  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Duits)


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Bier    (hulp, bestand)
  • IPA: / biːɐ /
Woordafbreking
  • Bier
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Bieres BierBieredie Biere
datief me Bierem BierBierede Biere
accusatief en Bieres BierBieredie Biere

Zelfstandig naamwoord

Bier, o

  1. (drinken) bier, biertje
    «Nooch es Esse miss mei Familye Kaarde schpiele un vielleicht ee paar Biere luschdere!»
    Na het eten moet mijn familie kaarten spelen en misschien een paar biertjes drinken.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.