Fenschder

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈfɛnʃdɐ /
Woordafbreking
  • Fensch·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Fenschderes FenschderFenschdredie Fenschdre
datief me Fenschderem FenschderFenschdrede Fenschdre
accusatief en Fenschderes FenschderFenschdredie Fenschdre

Zelfstandig naamwoord

Fenschder, o

  1. (bouwkunde), (techniek) raam, venster
    «Ich hab aus em Fenschder geguckt.»
    Ik heb uit het raam gekeken.
  2. (figuurlijk) kijkje, raam
    «Es Buch hot uns warricklich en Fenschder in der Vergangenheit gewwe.»
    Het boek heeft ons echt een raam naar het verleden gegeven.
Schrijfwijzen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.