Fenschder
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈfɛnʃdɐ /
Woordafbreking
- Fensch·der
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van Duits: Fenster zn ← Middelhoogduits: venster zn ← Oudhoogduits: fenstar zn ← Latijn: fenestra zn
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Fenschder | es Fenschder | Fenschdre | die Fenschdre |
datief | me Fenschder | em Fenschder | Fenschdre | de Fenschdre |
accusatief | en Fenschder | es Fenschder | Fenschdre | die Fenschdre |
Zelfstandig naamwoord
Fenschder, o
- (bouwkunde), (techniek) raam, venster
- «Ich hab aus em Fenschder geguckt.»
- Ik heb uit het raam gekeken.
- «Ich hab aus em Fenschder geguckt.»
- (figuurlijk) kijkje, raam
- «Es Buch hot uns warricklich en Fenschder in der Vergangenheit gewwe.»
- Het boek heeft ons echt een raam naar het verleden gegeven.
- «Es Buch hot uns warricklich en Fenschder in der Vergangenheit gewwe.»
Schrijfwijzen
- [1]: Finschder zn
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.