Verzoendag

Niet te verwarren met: verzoendag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Verzoendag    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈzundɑx/ (3 lettergrepen)
Woordherkomst en -opbouw
  • (verkorting) van Grote Verzoendag, op te vatten als vernederlandsing van Hebreeuws  יוֹם כִּפּוּר en  (jom kipoer) letterlijk: "dag van boetedoening", een kortere vorm van  יוֹם הַכִּפּוּרִים en  (jom hakipoeriem) letterlijk: "dag van de boetedoeningen" uit Leviticus 23:27, geschreven met een hoofdletter volgens spellingregel 16.L [1] [2]
Woordafbreking
  • Ver·zoen·dag
enkelvoudbezitsvorm meervoud
naamwoord VerzoendagVerzoendags -
verkleinwoord -- -

Eigennaam

deVerzoendagm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) (feest) feestdag van verzoening, dag van vasten en boetedoening op 10 tisjri
     Maar zij werd van een halve dag vasten al zo flauw, en dan kreeg ze, zelfs op de Verzoendag, altijd trek in krentenbroodjes en dan dacht ze voortdurend aan krentenbroodjes, terwijl de mannen in hun doodskleren stonden en baden in kaarslicht, - zodat ze zich er zelf voor schaamde.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
   1. zie: Grote Verzoendag   

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord 'Verzoendag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  3. Weblink bron “Van een kind.”, 3e druk (1986), Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, ISBN 9023663845, p. 87/88
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.