Zunge
Duits
Uitspraak
- IPA:
Woordafbreking
- Zun·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudhoogduitse woord zunga zn
Naar frequentie | 2210 |
---|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Zunge | die Zungen |
genitief | der Zunge | der Zungen |
datief | der Zunge | den Zungen |
accusatief | die Zunge | die Zungen |
Zelfstandig naamwoord
Zunge, v
- tong
- «»
Uitdrukkingen en gezegden
- Ich muss mir auf die Zunge beißen.
Ik zal me inhouden.[1]
Afgeleide begrippen
- Zungenbrecher zn
- Zungenpiercing zn
Verwijzingen
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- Zun·ge
Zelfstandig naamwoord
Zunge
- vrouwelijk meervoud van Zung
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.