aanbelanden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbelanden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈambəˌlandə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·be·lan·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbelanden
belandde aan
aanbeland
zwak -d volledig

Werkwoord

aanbelanden

  1. ergatief ergens terechtkomen, oorspronkelijk per schip
    • Columbus dacht dat hij in Indië zou aanbelanden. 
    • We zijn aanbeland bij hoofdstuk zeven. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbelanden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.