aanklager
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanklager (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɲklaɣər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·kla·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanklager | aanklagers |
verkleinwoord | (aanklagertje) | (aanklagertjes) |
Zelfstandig naamwoord
de aanklager m
- (juridisch) iemand die een strafzaak aanspant
- ▸ Het eerste punt was, zoals verwacht, de mededeling van de openbaar aanklager, ene Ebba Bengtsson-Stàhle, dat zij weliswaar de leiding over het vooronderzoek had, maar uiteraard alle vertrouwen had in de competentie van de politie en rekende op een even goede samenwerking als altijd.[1]
Hyponiemen
- staatsaanklager, hoofdaanklager
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van aanklaagster
Typische woordcombinaties
officier van justitie
Vertalingen
1. iemand die een proces aanspant
Gangbaarheid
- Het woord aanklager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanklager" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Håkan Nesser“Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.