aanklager

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanklager    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɲklaɣər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·kla·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanklager aanklagers
verkleinwoord (aanklagertje) (aanklagertjes)

Zelfstandig naamwoord

deaanklagerm

  1. (juridisch) iemand die een strafzaak aanspant
     Het eerste punt was, zoals verwacht, de mededeling van de openbaar aanklager, ene Ebba Bengtsson-Stàhle, dat zij weliswaar de leiding over het vooronderzoek had, maar uiteraard alle vertrouwen had in de competentie van de politie en rekende op een even goede samenwerking als altijd.[1]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
officier van justitie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanklager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Håkan Nesser
    “Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.