aanraking

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanraking    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanrakɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·ra·king
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aanraken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord aanraking aanrakingen
verkleinwoord aanrakinkje aanrakinkjes

Zelfstandig naamwoord

deaanrakingv

  1. het aanraken
    • Iedere aanraking van de gebroken hand deed veel pijn. 
  2. in aanraking met: te maken hebbend met; contact hebben met
    • Bent u wel eens in aanraking geweest met een veroordeelde. 
     Via internet kwam ik met meerdere personen in aanraking die tijdens hun all-inclusive vakantie een ramp hadden beleefd.[1]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanraking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.