aanspreektitel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanspreektitel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈansprekˌtitəl / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·spreek·ti·tel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aanspreek ww en titel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanspreektitel | aanspreektitels |
verkleinwoord | aanspreektiteltje | aanspreektiteltjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanspreektitel m
- titel waarmee men iemand aanspreekt
- Monseigneur is de aanspreektitel van een kardinaal.
- ▸ Astrid genoot in elk geval zichtbaar van haar aanspreektitel.[1]
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord aanspreektitel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.