aanstellen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanstellen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanstɛlə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·stel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanstellen
stelde aan
aangesteld
zwak -d volledig

Werkwoord

aanstellen

  1. overgankelijk iemand ~ tot: benoemen
    • Hij werd aangesteld tot bestuurder. 
  2. wederkerend zich ~: zich overdreven gedragen, onecht doen
    • Ach, stel je niet zo aan! 
     Wij mogen dan weifelen, boos of onzeker worden en ons aanstellen, maar met een beetje geluk zal in het werktuig dat we maken uiteindelijk geen spoor van onze zwakheden achterblijven.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.