aanvaller
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanvaller (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱvɑlər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·val·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvaller | aanvallers |
verkleinwoord | aanvallertje | aanvallertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanvaller m
- iemand of iets die aanvalt
- (sport) een persoon in de voorste linie
- De aanvaller is vaak de speler die de meeste doelpunten maakt.
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
1. iemand die aanvalt
Gangbaarheid
- Het woord aanvaller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvaller" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789021042503
- ↑ Victoria Holt“Burcht der verschrikking” (1966), Saga, ISBN 9788726484878
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
geluid
Zelfstandig naamwoord
aanvaller
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.