aanvalspartij

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvalspartij    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aan·vals·par·tij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalspartij aanvalspartijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deaanvalspartijv

  1. (schaak) schaakpartij waarbij een van de twee deelnemers aanvalt
     Oud-wereldkampioen Viswanathan Anand, vooraf door velen afgeschreven voor de winst, staat met drieënhalf punt uit zes partijen derde na een fraaie aanvalspartij tegen Peter Svidler.[1]
  2. (sport) dampartij waarbij een van de twee deelnemers aanvalt
     Gil Salomé vergrootte de voorsprong voor de thuisclub door Henk Hosper kansloos te laten. In het vroege middenspel ontfutselde Salomé zijn tegenstander al een schijf en maakte het vervolgens bekwaam af. Tomasz Miksa deed ook een duit in het zakje door Johnny Modderman te overrompelen. Gerbrand Hessing speelde tegen Heerenveen’s kopman Sjoerd Koopman. Hessing speelde een mooie aanvalspartij en vaarde na de tijdnoodfase rustig de remisehaven binnen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord aanvalspartij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Giri blijft remise spelen op kandidatentoernooi” (17 maart 2016, 20:38), NOS
  2. Weblink bron “Promotie damclub naar hoofdklasse” (21-03-2011), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.