aanvullen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvullen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱvʏlə(n)/ (3 lettergrepen)
  • IPA: /ˈanvʏlə(n)/
Woordafbreking
  • aan·vul·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvullen
vulde aan
aangevuld
zwak -d volledig

Werkwoord

aanvullen

  1. overgankelijk het ontbrekende bijvoegen
    • Iedere dag moest de supermakt zijn voorraden weer aanvullen. 
  2. overgankelijk samen een compleet geheel maken
    • De mooie das vulde het mooie pak aan. 
    • De norse man werd gelukkig goed aangevuld door zijn veel vriendelijkere vrouw. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.