vullen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vullen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvʏlə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vul·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vol maken’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vullen
vulde
gevuld
zwak -d volledig

Werkwoord

vullen

  1. overgankelijk vol maken
    • Kun jij die prullenbak even vullen met dat papier daar? 
     Mijn rugzak was gevuld met eten voor negen dagen en de zon was weer even heet als altijd.[3]
     Pas na lange tijd was ik ontspannen genoeg om de fles te vullen.[3]
  2. opvullen.
    • Jij kan je tijd hier wel vullen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.