aardappelakker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aardappelakker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aard·ap·pel·ak·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aardappelakker aardappelakkers
verkleinwoord aardappelakkertje aardappelakkertjes

Zelfstandig naamwoord

deaardappelakkerm [1]

  1. (landbouw) stuk land waarop aardappels worden verbouwd
     Als ze weer bij een open veld aankomen blijven ze staan. 'Nog een akker?' 'Aardappelakker. Vroeger. Dat klinkt als de titel van een boek dat Dora niet zou uitlezen.[2]
     RIJSSEN - Vooral voor de biodiversiteit maakt Rijssen-Holten werk van het inzaaien van akkerranden in het buitengebied. Op aanvraag stelt de gemeente een bloemenzaadmengsel beschikbaar, opdat onder meer mais-, tarwe- en aardappelakkers omzoomd worden door een veelheid aan kleur. Want het oog wil ook wat.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'aardappelakker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
  3. Weblink bron
    Ronald Vrugteman
    “‘Laat duizend bloemen bloeien’ en vooral in akkerranden en bermen in Rijssen-Holten” (18-03-2021), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.