aardpeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aardpeer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈartper / (2 lettergrepen); IPA: /ˈartpɪːr/
Woordafbreking
- aard·peer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardpeer | aardperen |
verkleinwoord | aardpeertje | aardpeertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aardpeer v / m
- (bloemplanten) bepaald soort zonnebloem, Helianthus tuberosus , die als vaste plant wordt gekweekt
- ▸ Ik kijk uit op een van de twee moestuinen. De aardperen staan bijna in bloei, de lathyrus ook.[3]
- (voeding) eetbare knol van die plant
- ▸ Wat Mosley zelf eet? Opvallend is dat hij peulvruchten, aardpeer, prei en knoflook bovenaan zijn lijstje darmvriendelijke voedingsvezels (prebiotica) heeft staan.[4]
- 1. De bloemen van de aardpeer.
- 2. Drie aardperen.
Synoniemen
- aardartisjok, jeruzalem-artisjok, topinamboer, topinambour, topinambur
Hyperoniemen
- [1] zonnebloem
Vertalingen
bepaald soort zonnebloem, Helianthus tuberosus
|
|
Gangbaarheid
- Het woord aardpeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ aardpeer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Miek Zwamborn geciteerd door Martine Kamsma“‘Ik kan me niet voorstellen dat ik nog zoveel geld aan eten zou uitgeven’” (26 augustus 2021) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Martine Kamsma“Een goede nachtrust begint bij je darmen” (7 januari 2021) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.