abstinent
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: abstinent (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɑpstiˈnɛnt / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- ab·sti·nent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘iemand die zich vrijwillig onthoudt’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1][2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | abstinent | abstinenter | abstinentst |
verbogen | abstinente | abstinentere | abstinentste |
partitief | abstinents | abstinenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
abstinent
- zich van iets onthoudend
- Zij is een abstinente vrouw.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abstinent | abstinenten |
verkleinwoord | abstinentje | abstinentjes |
Zelfstandig naamwoord
de abstinent m
- (persoon) iemand die zich onthoudt, meestal van alcohol
- Hij is sinds kort een abstinent.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord abstinent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abstinent" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "abstinent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ abstinent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: abstinent (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
abstinent | more abstinent | most abstinent |
Bijvoeglijk naamwoord
abstinent
Frans
Uitspraak
- Geluid:
- IPA:
Woordherkomst en -opbouw
- Van Latijn immanens.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | abstinent | abstinents |
vrouwelijk | abstinente | abstinentes |
Bijvoeglijk naamwoord
abstinent
Slowaaks
Zelfstandig naamwoord
abstinent m
Afgeleide begrippen
- abstinentka v
- abstinentský
Verwante begrippen
- abstinencia v
- abstinenčný
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /apstɪnɛnt/
Woordafbreking
- ab·s·ti·nent
Zelfstandig naamwoord
abstinent mbezield
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
nominatief | abstinent | abstinenti | |
genitief | abstinenta | abstinentů | |
datief | korte vorm | abstinentu | abstinentům |
lange vorm | abstinentovi | ||
accusatief | abstinenta | abstinenty | |
vocatief | abstinente | abstinenti | |
locatief | korte vorm | abstinentu | abstinentech |
lange vorm | abstinentovi | ||
instrumentalis | abstinentem | abstinenty |
Afgeleide begrippen
- abstinentismus monbezield
- abstinentka v
- abstinentský
- abstinentův
Verwante begrippen
- abstinence v
- abstinenční
- abstinovat imperfectief / perfectief
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.