agressie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  agressie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • agres·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vijandelijke aanval’ voor het eerst aangetroffen in 1592 [1]
  • afgeleid van het Franse agression of daarvoor van het Latijnse 'agressio' [2]
  • Naamwoord van handeling van agresseren met het achtervoegsel -ie
enkelvoud meervoud
naamwoord agressie agressies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deagressiev

  1. (psychologie) bedreiging met geweld
    • De agressie die uit zijn ogen sprak was zeer bedreigend. 
     Wat ik wel wist, was dat er agressie in de ruimte hing, want de vele lippen trokken alsmaar fanatieker aan de vele sigaretten.[3]
     De agressie was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een soort ontspanning; zijn onderlip hing iets omlaag.[4]
  2. (militair) een vijandelijke aanval
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
  • heteroagressie, micro-agressie, naziagressie, non-agressie, territoriumagressie, voetbalagressie, zelfagressie
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord agressie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.