altaar

Niet te verwarren met: Altaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  altaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑlˈtar/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • al·taar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘offertafel’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord altaar altaren
altaars
verkleinwoord altaartje altaartjes

Zelfstandig naamwoord

hetaltaaro

  1. (religie) offertafel voor godsdienstige plechtigheden
    • De priester las de mis aan het altaar. 
     Zo kan het interieur van een houten kerkje in de Alpen, met zijn kromme banken en scheve muren en een naïeve voorstelling van de Heilige Maagd boven het altaar, voor een christen het idee van nederigheid of lijdzaamheid tastbaarder maken, beter tot leven wekken dan wanneer dit slechts in een boek wordt uitgelegd.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord altaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.