archiepiscopus

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˌarkʰɪʲɛˈpɪskɔpɔs/
Woordafbreking
  • ar·chi·e·pi·sco·pus
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse ἀρχιεπίσκοπος (letterlijk "hoofd-opzichter").

Zelfstandig naamwoord

ărchĭĕpĭscŏpus m

  1. aartsbisschop
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.