arrest

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arrest    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·rest
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hechtenis’ voor het eerst aangetroffen in 1308 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord arrest arresten
verkleinwoord arrestje arrestjes

Zelfstandig naamwoord

hetarresto [3]

  1. een aanhouding, arrestatie, gevangenneming
    • De politieman zei: "Je staat onder arrest!". 
  2. (juridisch) een uitspraak van een hogere rechter (in hoger beroep of in cassatie)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • arresthuis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord arrest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  arrest (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /əˈɹɛst/
enkelvoud meervoud
arrest arrests

Zelfstandig naamwoord

arrest

  1. arrest
vervoeging
onbepaalde wijs to  arrest 
he/she/it  arrests 
verleden tijd  arrested 
voltooid
deelwoord
 arrested 
onvoltooid
deelwoord
 arresting 
gebiedende wijs  arrest 

Werkwoord

arrest

  1. arresteren
    • He was arrested because of violent behaviour. 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.