autofabriek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: autofabriek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- au·to·fa·briek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van auto zn en fabriek zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autofabriek | autofabrieken |
verkleinwoord | autofabriekje | autofabriekjes |
Zelfstandig naamwoord
de autofabriek v
- (industrie) plaats waar auto's worden gemaakt
- ▸ Anderhalve week geleden klommen actievoerders in bomen op het privéterrein van VDL Nedcar. Ze voeren actie tegen de kap van ongeveer zeven hectare van het bos, pal naast de autofabriek van VDL Nedcar. Het bedrijf wil daar een nieuwe productiehal bouwen. Sinds het begin van de actie zijn al meer dan twintig actievoerders aangehouden.[2]
- ▸ Het afhaken van Canoo betekent een tegenvaller voor de autofabriek in Born. De Amerikaanse autobouwer was van de zomer de eerste nieuwe klant van VDL Nedcar, nadat BMW had besloten om de productie van BMW- en Mini-modellen vanaf volgend jaar langzaam maar zeker over te hevelen naar eigen fabrieken buiten Nederland.[3]
Hyponiemen
- vrachtautofabriek, personenautofabriek
Gangbaarheid
- Het woord autofabriek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Zeven actievoerders aangehouden bij ontruiming Sterrebos” (Dinsdag 8 februari 2022, 08:10), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Canoo bouwt z'n hippe autootjes definitief niet in Nederland” (Donderdag 16 december 2021, 13:14), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.