basisschooldirecteur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  basisschooldirecteur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ba·sis·school·di·rec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord basisschooldirecteur basisschooldirecteuren
basisschooldirecteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debasisschooldirecteurm

  1. (onderwijs) (beroep) leidinggevende van een basisschool
     Door het hoge aantal besmettingen onder basisschoolleerlingen sluiten steeds meer scholen tijdelijk hun deuren. De besmettingen kunnen voor de meeste kinderen geen kwaad, maar op scholen geeft een coronabrandhaard wel veel onrust, vertellen een basisschooldirecteur, een medewerker en ouders. Niet in de laatste plaats omdat kinderen ook volwassenen kunnen besmetten.[1]
     Deze basisschooldirecteur vertelt hoe moeilijk het is om aan personeel te komen, als er meerdere collega's tegelijkertijd uitvallen:[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
  • basisschooldirectrice

Gangbaarheid

  • Het woord basisschooldirecteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Zorgen om besmettingen basisscholen: 'Hier liggen ouders wakker van'” (Vrijdag 19 november 2021, 07:17), NOS
  2. Weblink bron “Nationale onderwijsstaking op vrijdag 15 maart, bonden eisen miljarden” (Woensdag 9 januari 2019, 06:27), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.