bedde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bedde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛdə/
Woordafbreking
  • bed·de
Woordherkomst en -opbouw
  • bed met de uitgang -e

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (verouderd) datief van bed
    • (…) een wreed opkomende griep heeft mij ter bedde neergesmakt (…) [1]

Werkwoord

bedde

  1. (verouderd) enkelvoud verleden tijd van bedden
    • Hij bedde zich opnieuw in het lome gevoel van behagen en sliep weer in. [2]
  2. (verouderd) aanvoegende wijs van bedden
    • Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. [3]

Verwijzingen

Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord bedde bedden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen

Drents

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen


Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudsaksische bed / beddi

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen
Overerving en ontlening


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnederlandse beddi
enkelvoud meervoud
nominatief beddebedden
genitief bedde(n)bedden
datief bedde(n)bedden
accusatief beddebedden

Zelfstandig naamwoord

bedde o [1]

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen
  2. matras, kussen
  3. huwelijksbed
Overerving en ontlening

Verwijzingen


Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelnederduitse bedde
enkelvoud meervoud
naamwoord bedde bedden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen
Schrijfwijzen
  • beade
  • bed
  • Bedd
  • Bedde
  • bède
  • bèer
  • ber
  • bère
  • Berr
Synoniemen
  • loender
  • mitte
  • nust

Meer informatie


Ripuarisch

Uitspraak
  • IPA: /bɛdə/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudhoogduitse bedōn / betōn

Werkwoord

bedde

  1. vragen, verzoeken
  2. bidden
Afgeleide begrippen
  • beddele


Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen
Schrijfwijzen
Synoniemen

Twents

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen
Schrijfwijzen

Veluws

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen
Schrijfwijzen
Synoniemen

Meer informatie


Urkers

Zelfstandig naamwoord

bedde

  1. (meubel) bed; een meubel gemaakt om in te slapen
Schrijfwijzen
  • beade
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.