bedrog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bedrog    (hulp, bestand)
  • IPA: /bə'drɔx/
Woordafbreking
  • be·drog
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bedriegerij’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Naamwoord van handeling van bedriegen. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrog -
verkleinwoord bedrogje bedrogjes

Zelfstandig naamwoord

hetbedrogo

  1. het met kwade opzet misleiden van iemand
    • Deze veelgeroemde wetenschappelijke publicatie berust op bedrog. 
     Het idee om na het tellen terug te keren naar zijn schrijfmachine was weliswaar rationeel, maar ook immoreel. Geen groot bedrog, maar toch bedrog.[3]
Afgeleide begrippen
  • bedrog plegen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Dromen zijn bedrog
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bedrog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.