vertrouwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vertrouwen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ver·trou·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘rekenen op’ voor het eerst aangetroffen in 1556 [1]
  • Naamwoord van handeling van 'vertrouwen' (ww) (met het voorvoegsel ver-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vertrouwen -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetvertrouweno

  1. (psychologie) het geloof in betrouwbaarheid van een persoon of zaak
    • Ik heb alle vertrouwen in je. 
     ‘Ik heb vertrouwen in het handelen van de overheid. Ik heb desinfecterende handgel bij me, net als in de tijden dat ik uitgezonden was naar Afrika. Zelf ben ik niet zo bang voor het virus.[3]
     Op de trail voelde zij zich veilig en herwon ze langzaam weer haar vertrouwen in de mens.[4]
Antoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Uitspraak van Vladimir Lenin
  • Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.
Het is veel gemakkelijker om het vertrouwen in iemand of iets te verliezen dan om het te krijgen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vertrouwen
vertrouwde
vertrouwd
zwak -d volledig

Werkwoord

vertrouwen

  1. overgankelijk geloven in de betrouwbaarheid van een persoon of zaak
    • Wij zullen je voortaan meer vertrouwen. 
Vaste voorzetsels
  • vertrouwen op
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vertrouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.