bespreking

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bespreking    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈsprekɪŋ/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /bə.ˈspre.kɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈspre.kɪŋ/
    • (Limburg): /bə.ˈspre.kɪŋ/
Woordafbreking
  • be·spre·king
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bespreken met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord bespreking besprekingen
verkleinwoord besprekinkje besprekinkjes

Zelfstandig naamwoord

debesprekingv

  1. een mondeling overleg
    • Zij hielden een bespreking over het vorderen van hun project. 
  2. een tekst met een oordeel, een rescensie
    • In zijn bespreking van het boek gaf hij aan dat het vol spelfouten zat. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • besprekingsverslag
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bespreking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.