bestuursrechter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bestuursrechter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·stuurs·rech·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bestuursrechter bestuursrechters
verkleinwoord bestuursrechtertje bestuursrechtertjes

Zelfstandig naamwoord

debestuursrechterm

  1. (juridisch) (beroep) rechter belast met de rechtspraak t.a.v. het bestuursrecht
     Daarmee schuift het hof het oordeel over het werk van de inspectie door naar de bestuursrechter in Amsterdam, die op 20 januari uitspraak doet over de rechtmatigheid van het optreden van onderwijsminister Arie Slob in de Haga-zaak.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord bestuursrechter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Tjerk Gaulthérie van Weezel en Rik Kuiper
    “Gerechtshof brandt vingers niet aan inspectierapport over Haga Lyceum” (24 december 2019), de Volkskrant
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.