bic

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bic    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɪk/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • bic
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem, naar het gelijknamige merk (logo: BiC) van het bedrijf BIC , genoemd naar de oprichter, M. Bich
enkelvoud meervoud
naamwoord bic bics
verkleinwoord bicje bicjes

Zelfstandig naamwoord

debicm

  1. balpen
    • Hij heeft altijd de prozaïsche, proletarische bic gebruikt om te denken en schrijven, om krabbels te maken, om te tekenen, en zich door het overschrijven en bedekken van prentkaarten en foto's de kunstgeschiedenis toe te eigenen. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord bic staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
50 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bic     le bic     bics     les bics  

Zelfstandig naamwoord

bic m

  1. balpen
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

bic m

  1. (pejoratief) Arabier [1]
Synoniemen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.