blinddoek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blinddoek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • blind·doek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blinddoek blinddoeken
verkleinwoord blinddoekje blinddoekjes

Zelfstandig naamwoord

blinddoek o/m

  1. over de ogen gebonden reep ondoorzichtige stof om het zien te verhinderen
    • Niet voor niets draagt Vrouwe Justitia een blinddoek. 
    • Bij het spelletje ezeltje prik heeft het kind een blinddoek om. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
blinddoeken

blinddoek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blinddoeken
    • Ik blinddoek. 
  2. gebiedende wijs van blinddoeken
    • Blinddoek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blinddoeken
    • Blinddoek je? 

Gangbaarheid

  • Het woord blinddoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.