bouwhuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwhuis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bouw·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwhuis bouwhuizen
verkleinwoord bouwhuisje bouwhuisjes

Zelfstandig naamwoord

hetbouwhuiso [1]

  1. (bouwkunde) een voorgebouw van een feodaal huis zoals een kasteel, borg, havezate of state
Synoniemen
  • neerhof, neerhuis, nederhof, schathuis

Gangbaarheid

  • Het woord bouwhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.