buitenvrouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buitenvrouw    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bui·ten·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Surinaams-Nederlands, in de betekenis van ‘elders wonende bijzit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1971 [1]
  • samenstelling van  buiten  en  vrouw zn  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenvrouw buitenvrouwen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debuitenvrouwv

  1. bijzit, maîtresse

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord buitenvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.