cicade

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cicade    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ci·ca·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cicade cicaden
cicades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

decicadev

  1. (halfvleugeligen) Auchenorrhyncha  groot, halfvleugelig insect behorend tot een groep van insecten die vertegenwoordigd wordt door ongeveer 40.000 verschillende soorten. Cicaden vormen een onderorde die behoort tot de orde van de halfvleugeligen (Hemiptera). Zij leven in Zuid-Europa en in de tropen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cicade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.