cijns

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cijns    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cijns
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schatting, belasting’ voor het eerst aangetroffen in 1253.[1]
  • Naast tijns; Middelnederlands tsens, tsins, tsijs ‘schatting, belasting’, leenwoord uit Oudfrans cens ‘cijns’, uit Latijn cēnsus ‘pacht; schatting van het vermogen’.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cijns cijnzen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decijnsm [3]

  1. (economie) indirecte belasting
  2. (leenstelsel) een jaarlijkse betaling in natura of geld aan de leen- of grondheer uit onroerende goederen, ambten of het gebruik van andermans recht
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • [2]: domaniale cijns, grondcijns, particuliere cijns, recognitiecijns
Afgeleide begrippen
  • (partijen): cijnsheffer, cijnsplichtige
  • cijnsgoed, cijnsgrond, cijnskiesrecht, cijnsman, cijnsplicht, leencijns
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cijns staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.