clitoris
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: clitoris (hulp, bestand)
- IPA: / ˈklitorɪs / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- cli·to·ris
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘kittelaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1663 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clitoris | clitores clitorissen |
verkleinwoord | clitorisje | clitorisjes |
Zelfstandig naamwoord
de clitoris v
- (anatomie), (seksualiteit) gevoelig orgaan bovenaan de schaamspleet van de vrouw dat voor de seksuele opwinding zorgt
- Mannen hebben een penis, vrouwen een…vagina? Nee! Een clitoris. De hele penis is te vergelijken met de hele clitoris. Maar weinigen weten dat de clitoris veel groter is dan het ‘topje van de ijsberg’ dat van de buitenkant te zien is.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
Vertalingen
1. gevoelig orgaan bovenaan de schaamspleet van de vrouw dat voor de seksuele opwinding zorgt
Gangbaarheid
- Het woord clitoris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "clitoris" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "clitoris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Martine Kamsma 6 juni 2015 NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.