competitie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  competitie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • com·pe·ti·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mededinging’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • afgeleid van het Latijnse petere (‘begeren, verlangen’) met het voorvoegsel com-
  • Naamwoord van handeling van competiteren met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord competitie competities
verkleinwoord competitietje competitietjes

Zelfstandig naamwoord

decompetitiev

  1. beter willen zijn dan een ander
    • De broers voerden iedere dag een competitie op leven en dood met elkaar. 
  2. (sport) reeks wedstrijden tussen verschillende clubs
    • De winnaar van de competitie mag op europees niveau spelen. 
     Al op de eerste dag van de competitie was er een vast groepje ouders ontstaan die altijd bij elkaar stonden.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord competitie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.