copulatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  copulatie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • co·pu·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord copulatie copulaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decopulatiev

  1. het copuleren
  2. (formeel) (seksualiteit) geslachtsgemeenschap, paring, coïtus
  3. entwijze waarbij de schuin afgesneden ent en stam tegen elkaar worden gelegd

Gangbaarheid

  • Het woord copulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.