cursusleidster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cursusleidster    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkʏrzʏsˌlɛitstər/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • cur·sus·leid·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cursusleidster cursusleidsters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decursusleidsterv

  1. vrouw die een opleiding of training verzorgt
     Geen van de volwassen mannen en vrouwen die aan deze beknopte rehabilitatiecursus meedoen weet het antwoord. „Voor de meesten is het de eerste keer dat ze een wereldkaart zien”, zegt cursusleidster Praisey Glory Bai, medewerkster van de hulporganisatie International Justice Mission.[2]
     We hadden via Twitter al een aardig beeld van onze cursusleidsters.[3]
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord cursusleidster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Floris van Straaten
    “Slaaf, na een lening van 25 euro” (18 november 2014) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    Marcel van Roosmalen
    “Les aan radeloze vrouwen” (23 maart 2011) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.