danszaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: danszaal (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɑnsal / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- dans·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dans en zaal [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | danszaal | danszalen |
verkleinwoord | danszaaltje | danszaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
de danszaal v / m
- een grotere ruimte die geschikt is om te dansen en danspartijen te houden
- Rotterdam in de roaring twenties was mooi en chique, met sierlijke danszalen. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord danszaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "danszaal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Amanda Kuyper 6 mei 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.