dassen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dassen    (hulp, bestand)
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • das·sen
Woordherkomst en -opbouw
  •  das zn  met de uitgang -en

Zelfstandig naamwoord

dedassenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord das
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (roofdieren) informele groep van marterachtige zoogdieren
    Tot deze groep behoren zo'n 10 soorten in 6 geslachten, die meestal in vier onderfamilies worden ingedeeld: de Taxidiinae (met één soort, de zilverdas uit Noord-Amerika), de Melinae (de 8 soorten Euraziatische dassen, waaronder de Europese das), de Helictidinae met de zonnedassen uit zuidoost Azië en de Mellivorinae (met één nog levende soort, de honingdas uit Afrika en Zuidwest-Azië)
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • dasborstel, dasbrak, dasbuil, dasdrager, dashond, dashouder, dasklem, dasknoop, daskwast, daslook, dassenbont, dassenburcht, dassenhaar, dassenhanger, dassenhol, dassenhouder, dassenhuid, dassenjacht, dassennet, dassenpels, dassenpers, dassenpopulatie, dassenrek, dassentunnel, dassenval, dassenvel, dasspeld, dasstaander, dasvarken, dasverband, de das omdoen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord dassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.