bunzing

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bunzing    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bun·zing
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands bonsinc, in de betekenis van ‘marterachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1150 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord bunzing bunzingen
bunzings
verkleinwoord bunzinkje bunzinkjes

Zelfstandig naamwoord

debunzingm

  1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Mustela putorius , klein marterachtig, behendig roofdiertje
    • De bunzing gaat bij de jacht vooral op zijn neus en oren af. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • stinkbunzing
Afgeleide begrippen
  • bunzingbont, bunzingfret
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • stinken als een bunzing
    een zeer onaangename lichaamsgeur verspreiden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bunzing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.