dashond

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dashond    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • das·hond
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in 1810 [1]
  • samenstelling van  das  en  hond  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dashond dashonden
verkleinwoord dashondje dashondjes

Zelfstandig naamwoord

dedashondm

  1. hondenras, klein, met lang lijf en korte poten, die speciaal gefokt wordt voor de jacht op dassen
    • Hij heeft thuis een dashond. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dashond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.