decibel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  decibel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdesiˌbɛl/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • de·ci·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het eponiem bel met het voorvoegsel deci-, in de betekenis van ‘verhoudingsmaat voor m.n. geluid’ voor het eerst aangetroffen in 1938 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord decibel decibellen
decibels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedecibelm

  1. (natuurkunde), (eenheid) eenheid met een logaritmische schaal voor geluidsintensiteit

Gangbaarheid

  • Het woord decibel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.