dien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dien    (hulp, bestand)
  • IPA: /din/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • dien
Woordherkomst en -opbouw
  • [werkwoord]:  dienen ww  zonder de uitgang -en
  • [aanwijzend voornaamwoord]: die met de uitgang -n
  • [zelfstandig naamwoord]: van Hebreeuws [1]

Werkwoord

vervoeging van
dienen

dien

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dienen
    • Ik dien. 
  2. gebiedende wijs van dienen
    • Dien! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dienen
    • Dien je? 
     Aangezien jij daarbij geen passende verantwoordingen wilt nemen, dien ik nu op mijn strepen te gaan staan.[2]

Aanwijzend voornaamwoord

dien m, o

  1. verouderde spelling of vorm van die, (voorwerpsvorm enkelvoud), tot 1946/47
    1. (verouderd) accusatief en datief m van die
    2. (verouderd) datief o van dat
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord dien diniem
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

dedienv/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) recht
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) rechtsregel
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) rechtszaak
  4. (Jiddisch-Hebreeuws) gerechtelijke uitspraak, vonnis
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord dien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2

Middelnederlands

m v o mv
nominatief die die dat die
genitief des der des der
datief dien der dien dien
accusatief dien die dat die

Lidwoord

dien

  1. datief m, o en mv van het bepaald lidwoord
  2. accusatief m van het bepaald lidwoord: de
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.