dillezaad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dillezaad    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɪləˌzat/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dil·le·zaad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dillezaad dillezaden
verkleinwoord dillezaadje dillezaadjes

Zelfstandig naamwoord

dedillezaadv/m

  1. (plantkunde) zaad van Anethum graveolens  uit de schermbloemenfamilie (Apiaceae )
  2. (voeding) zaden van Anethum graveolens  die gebruikt worden als kruid
     Ik stamp een specerijenmengsel van ongeveer gelijke delen korianderzaad, dillezaad, saffloer (nep-saffraan), bonenkruid, fenegriek, gedroogde laurier en gedroogde rode peper, strooi dat over kippenvleugeltjes en braadt die.[2]
Verwante begrippen

dillezaadolie

Hyperoniemen

zaad

Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dillezaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Marjoleine de Vos
    “Proosten op Georgië” (18 augustus 2012) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.