doctorstitel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doctorstitel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • doc·tors·ti·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doctorstitel doctorstitels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedoctorstitelm

  1. de officiële titel die iemand mag voeren na het schrijven en het verdedigen van een proefschrift
     Alle negenentwintig hadden een of andere doctorstitel en waren onbekende wetenschappelijke grootheden met de meest verschillende zogenaamde wetenschappelijke specialiteiten, van dierenartsen tot taalkundigen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord doctorstitel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.