domkop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  domkop    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔm.kɔp/
Woordafbreking
  • dom·kop
Woordherkomst en -opbouw
  • Voor het eerst aangetroffen in de vroege 18e eeuw. [1] Mogelijk ontleend aan Nederduits of Nedersaksisch dummelkop, of direct vertaald uit het Hoogduits Dummkopf (1753). [2] Ook in het Zweeds: dumhuvud (1786).
  • samenstelling van  dom  en  kop 
enkelvoud meervoud
naamwoord domkop domkoppen
verkleinwoord domkopje domkopjes

Zelfstandig naamwoord

dedomkopm

  1. iemand die niet erg slim is
    • Die domkop heeft de verkeerde brandstof getankt. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord domkop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Carolus Tuinman
    “De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal”, Deel I (1726), Michiel Schryver, Middelburg, p. 329 op dbnl.org
  2. Weblink bron Dummkopf in: Deutsches Wörterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm, digitalisierte Fassung im Wörterbuchnetz des Trier Center for Digital Humanities, Version 01/21 op https://www.woerterbuchnetz.de/DWB/
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.