donner

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  donner    (hulp, bestand)
  • IPA: /dɔne/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
donner
/dɔne/
donnais
/dɔnɛ/
donné
/dɔne/
eerste groep volledig

Werkwoord

donner

  1. overgankelijk geven, schenken
    «Donne-moi ton manteau.»
    Geef me je jas.
  2. overgankelijk (spreektaal) verlinken, verklikken
    «J’sais pas quelle est la salope qui m’a donné aux keufs.»
    Ik weet niet wie die trut is die me aan de smerissen heeft verraden. [1]
  3. (spreektaal), (seksualiteit) neuken, vrijen
    «J’suis cassé, on a donné toute la nuit.»
    Ik ben kapot, we hebben de hele nacht liggen vrijen. [1]
Uitdrukkingen en gezegden

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.