dorpskerk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dorpskerk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔrəpsˌkɛrək/ (2 of 4 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈdɔrps.kɛrk/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈdɔrps.kɛrk/
Woordafbreking
  • dorps·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpskerk dorpskerken
verkleinwoord dorpskerkje dorpskerkjes

Zelfstandig naamwoord

dedorpskerkv/m

  1. (bouwkunde) (religie) een kerkgebouw in een dorp
    • Voor een dorpskerk is dit best een groot gebouw. 
  2. (religie) een kerkgemeenschap in een dorp
    • Voor een dorpskerk zijn jullie met behoorlijk veel mensen. 
Antoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dorpskerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.