dorp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dorp    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔrəp/ (1 of 2 lettergrepen); /dɔrp/
Woordafbreking
  • dorp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plattelandsgemeente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dorp dorpen
verkleinwoord dorpje dorpjes

Zelfstandig naamwoord

hetdorpo

  1. een kleine, permanente nederzetting
    • Van de wereldbevolking woont een steeds kleiner deel in dorpen. 
     Vooral de secundaire informatie van Guthook was voor mij van groot belang. Alle relevante informatie over de trail werd aangegeven, zoals geschikte slaapplaatsen, wegen, dorpen en alle waterbronnen.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De kerk in 't midden (van het dorp) laten ( of houden)
  • Het kan beter van de stad dan van het dorp
  • In goede dorpen zijn/geraken
zoveel verdiend hebben dat iemand niet meer hoeft te werken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dorp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.