duopassagier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duopassagier    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • duo·pas·sa·gier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duopassagier duopassagiers
verkleinwoord duopassagiertje duopassagiertjes

Zelfstandig naamwoord

deduopassagierm

  1. (transport) iemand die achterop de scooter, brom- of motorfiets meerijdt
    • Door het onverwachte optrekken viel de duopassagier bijna van de motor. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord duopassagier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.